Bouwstijl

De toren is een fraai voorbeeld van laatgotische bouwstijl. Het gebouw is gemaakt van baksteen, verlevendigd met blokken zandsteen. De zandsteen is met name verwerkt in de steunberen, in de versiering van de ingang en in de pinakels.

De steunberen (contreforten) zijn als hoekversterking geplaatst en hebben vanaf de tweede geleding een driehoekige kern met siertorentjes (fialen of pinakels) op de versnijdingen.
Boven langs de tweede geleding moet een borstwering hebben gestaan. Er is echter niet veel meer over dan een paar vooruitstekende draagstenen, zogenaamde kraagstenen, die met bladwerk zijn versierd. Uit de nog aanwezige kraagstenen en andere resten kon de vorm en de hoofdindeling van de balustrade worden afgeleid. Gedurende een bepaalde periode heeft de balustrade gedeeltelijk uit een houten hekwerk bestaan. Bij de restauratie van 1936-38 is er weer een stenen balustrade aangebracht.

Van het bovenste deel van de toren was weinig intact gebleven. De raamindeling en de profilering waren nog te herleiden, zodat hiervan bij de restauratie gebruik gemaakt kon worden. Deze geleding was met doorlopende bergsteenbanden versierd geweest. De balustrade op deze geleding is pas in de 18e eeuw geplaatst.
Het bovengedeelte van de toren is bij deze restauratie afgesloten met een muurboogfries, waarboven een zandstenen deklijst met een omgaande bronzen stang is aangebracht.

Tegen de noordoosthoek staat een traptoren, die een weinig boven de tweede geleding uitsteekt. Het torentje wordt afgedekt door een pyramide-dak. In dit torentje bevindt zich een zandstenen wenteltrap, waarvan de treden een schroefgewelf vormen. De onderste drie treden zijn nog authentiek, maar de daarop volgende 21 treden waren ooit stukgeslagen, mogelijk in de Spaanse tijd eind 16e eeuw. Gedurende de tijd daarna is dit gedeelte van de trap van hout geweest. Bij de grote restauratie is de trap weer in de oude staat hersteld.

Om bij de balustrade te komen, moet men nog 85 treden verder stijgen. Om op de vlakke bovenkant van de toren te komen, klimt men omhoog over een stenen trap met nog eens 46 treden, die is uitgespaard in de zuidoostmuur. Het vlakke dak biedt een panoramisch uitzicht over het Waterlandse landschap.

De ingang bevindt zich in een slanke nis in de westwand, omzoomd door een lijst met hogels en kruisbloemen. De nis zelf heeft rijk geprofileerde stijlen, dagkanten, welke oorspronkelijk ook een venster met maaswerk omsloten. Dit venster was tot 1938 dichtgemetseld en is sindsdien voorzien van een eenvoudig glas-in-lood raam met de wapens van Amsterdam en Ransdorp.

Aan weerszijden van de ingang treft men baldakijnen aan en overblijfselen van zuiltjes, waarop beeldjes gestaan moeten hebben. De huidige eiken deuren zijn in 1938 aangebracht. Hiermee heeft de ingang een meer compleet laat-gotische aanblik gekregen.

Het inwendige van de toren is in het algemeen zeer goed bewaard gebleven. De eerste afdeling moet in het verleden overkruist
geweest zijn met een hooggeplaatst kruisribgewelf. Het enige wat daar nog van over was, waren de met laat-gotisch bladwerk versierde kraagstenen.

Tijdens de grote restauratie is er weer een kruisgewelf aangebracht. In de noord- en zuidwand zijn hoge nissen met bakstenen visblaastraceringen uitgespaard. De stijlen van deze nissen rijzen op van een horizontale lijst, gedragen door vier rondbogen, die rusten op veel versneden kraagstenen. Slechts één van deze kraagstenen is met figuraal beeldhouwwerk versierd. Dat is de middelste kraagsteen tegen de noordwand. Hierop ziet men een voorstelling van het Lam Gods met de kruisvaan. Naast de voorpoten van het lam klimt speels een muisje omhoog. In de oostelijke wand, vlak bij de voormalige ingang naar de kerk bevindt zich nog een fragment van een natuurstenen wijwaterbak.

In een van de spildelen van de wenteltrap is een meesterteken gebeiteld. In de kraagsteen waarin het Lam Gods is uitgehouwen,
bevindt zich in de kruisvaan een tweede meesterteken. Het is echter niet bekend van wie deze twee meestertekens zijn.

In de zuidwand bevindt zich op ca. 4,5 meter hoogte een nis in de muur. Deze nis is ongeveer 50 cm hoog, 60 cm diep en kon worden afgesloten met drie deuren, een koperen, een houten met ijzer beslagen en een ijzeren deur. De bestuurders van Ransdorp, Landsmeer en Zuiderwoude beheerden ieder één van de sleutels van deze deuren. De nis heeft dienst gedaan als kluis van de gecommitteerden uit de zes Waterlandse dorpen en hierin werd tot 1820 een kistje bewaard met handvesten en keuren van Waterland.